In excel is het mogelijk om willekeurige getallen lijstjes te maken. Hiervoor volgen 3 functies uit de categorie Wiskundige en trigonometrische met alle drie hun eigen eigenschappen.
- ASELECT()
- ASELECTTUSSEN()
- ASELECT.MATRIX()
Soms heb je een setje willekeurige getallen nodig. Bijvoorbeeld voor een kansberekening, een test of zomaar wat data. Je kunt ze natuurlijk zelf bedenken of door Excel laten genereren.
Willekeurige getallen met ASELECT
De ASELECT functie geeft als resultaat een gelijkmatig verdeeld willekeurig reëel getal, dat groter is dan of gelijk is aan 0 en kleiner dan 1.
De functie heeft geen argumenten en kan daarom met met haakjes worden geschreven zonder argumenten:
=ASELECT()
In onderstand voorbeeld zie je in cel C5 de formule =ASELECT(). Het resultaat is 0,638359353. je kunt de cel eigenschap aanpassen naar getal tot wel 15 decimalen om een de exacte waarde te zien.
Je kunt me door middel van kleine aanpassingen nog wat andere waarden tevoorschijn toveren. Door heel simpel de formule te vermenigvuldigen met 100 krijg je een getal tussen 0 en 100. de formule in C6 is:
=ASELECT()*100
Het resultaat in dit voorbeeld is 35,13575271.
Wil je een integer getal als resultaat dan gebruik je de INTEGER functie. Je krijgt dan altijd een geheel getal als resultaat. de formule in cel C7 is:
=INTEGER(ASELECT()*100)
Echter, om een geheel getal als waarde te krijgen kun je misschien beter de volgende functie gebruiken.
Willekeurige getallen met ASELECTTUSSEN
De ASELECTTUSSEN functie in Excel geeft als resultaat een willekeurig integer getal tussen het laagste en hoogste opgegeven getal in de argumenten. De syntaxis voor de functie is:
=ASELECTTUSSEN(Laagst; Hoogst)
In het voorbeeld hieronder staat in de cel C5 de formule:
=ASELECTTUSSEN(0;20)
Met deze formule vragen we een integer getal tussen de 0 en de 20. Het resultaat is in het voorbeeld 4.
De functie ASELECTTUSSEN kan ook omgaan met negatieve getallen. In cel C7 staat de formule:
=ASELECTTUSSEN(-20;1)
Het resultaat is een negatief getal, namelijk -7.
Willekeurige getallen ASELECT.MATRIX
De ASELECT.MATRIX formule retourneert een matrix van willekeurige getallen. Je kunt zelf opgeven hoeveel rijen en kolommen er moeten worden gevuld, wat de minimale en maximale waarden zijn en of je hele getallen of decimalen geretourneerd wilt hebben.
De basis syntaxis is als volgt:
=ASELECT.MATRIX([rijen];[kolommen];[min];[max];[gehele_getallen])
Alle argumenten staan tussen blokhaken wat betekent dat ze allemaal optioneel zijn.
Rijen – [optioneel] Het aantal rijen om te retourneren
Kolommen – [optioneel] Het aantal kolommen om te retourneren
Min – [optioneel] De minimale waarde die moet worden geretourneerd
Max – [optioneel] De maximale waarde die moet worden geretourneerd
Geheel – [optioneel] Gehele of decimale getallen retourneren. Geef WAAR (of 1) op voor gehele getalen. Geef ONWAAR (of 0) op voor decimale getallen.
In het eerste voorbeeld hebben we een matrix gemaakt die 4 rijen hoog is en 3 kolommen breed. de formule retourneert een verzameling getallen tussen 0,01 en 100 met GEHEEL als ONWAAR wat betekent dat het resultaat met decimalen is.
In het tweede voorbeeld hebben we een matrix gemaakt die 4 rijen hoog is en 3 kolommen breed. de formule retourneert een verzameling getallen tussen 1 en 100 met GEHEEL als WAAR wat betekent dat het resultaat met integere getallen is.
Wil je geen nieuwe getallen dan kun je herberekening uitzetten in het lint bij “Formule -> Berekeningsopties -> handmatig” te selecteren.
Opmerkingen ASELECT.MATRIX functie
- Als je geen rij- of kolomargument invoert, zal ASELECT.MATRIX een enkele waarde tussen 0 en 1 retourneren.
- Als je geen minimum- of maximumwaarde als argument opgeeft, gebruikt de functie ASELECT.MATRIX respectievelijk de waarden 0 en 1.
- De minimumwaarde moet lager zijn dan de maximumwaarde, anders retourneert de functie ASELECT.MATRIX de #WAARDE! -fout.
- Als je het argument geheel niet opgeeft, is de standaardwaarde ONWAAR. De functie retourneert dan decimale getallen.
- De functie ASELECT.MATRIX geeft een matrix als resultaat, en deze zal aangrenzende cellen beïnvloeden als het een uiteindelijk resultaat van een formule is. Dit betekent dat Excel dynamisch de juiste grootte van het bereik van de matrix creëert als je drukt op ENTER. Wanneer je gestructureerde verwijzingen gebruikt en als jouw ondersteunende gegevens zich in een Excel-tabel bevinden, wordt de grootte van de matrix automatisch aangepast als je gegevens toevoegt of uit het matrixbereik verwijdert.
- ASELECT.MATRIX verschilt van de functie ASELECT, omdat ASELECT geen matrix retourneert. Daarom moet ASELECT naar het volledige bereik worden gekopieerd.
- Een matrix kan worden gezien als een rij met waarden, een kolom met waarden, of een combinatie van rijen en kolommen met waarden. In het bovenstaande voorbeeld is de matrix voor onze formule ASELECT.MATRIX het bereik C13:E16, oftewel 4 rijen hoog en 3 kolommen breed.